Filosoferen met BLIK in Amsterdam

Annelies Appelhof en Laura Minderhoud ontvingen een groep kinderen in de Nautilus Expobar in Amsterdam. Er staan 3 tafels klaar; eentje ligt bezaaid met van alles en nog wat aan spulletjes, eentje is leeg en op een derde tafel staat een dozijn lege verfblikken.
De kinderen gaan onmiddellijk door de spulletjes heen, met hun ogen, met hun handen en met kreten als ‘mooi’ of ‘wat is dit nou weer?’ of ‘jeetje, moet je dit zien!’.

De eerst vraag is of ze vijf dingen uit willen zoeken die ze wel zouden willen hebben. Met die vijf dingen gaan ze naar de lege tafel. De volgende vraag is wat ze wel weg zouden willen geven. Die vraag leidt tot discussie. “Wat bedoel je? Moet het passend zijn om weg te geven of is gaat het om een ding dat je zelf niet wil hebben omdat je het stom vindt?”
“Wat is het verschil daartussen, mag je iets stoms aan iemand geven?” vraagt Laura. “Nee” roepen ze allemaal. “Heb je wel eens iets soms gekregen?” “Ja,” zegt één van de kinderen. “En toen?” “Toen zei ik dankjewel want ik wilde niet onaardig zijn.”

Nu is de vraag of ze uit de veelheid aan spullen drie lelijke dingen willen uitzoeken. Als ze weer bij de lege tafel staan met elk drie dingen die ze lelijk vinden houdt Annelies één van de dingen omhoog die op tafel ligt. Het is een buigbaar magnetisch plaatje waar je op kunt schrijven, of vormen van kunt knippen, klein, rechthoekig. “Waarom is dit lelijk?” “Zo is het niet mooi, het is pas mooi als je er een vorm uitknipt. Maar het is wel leuk dus.” “Is mooi en leuk dus niet hetzelfde?” “Nee.” ‘En waarom heb jij deze gele paraplu uitgezocht?” Laura houdt een gele kinderparaplu omhoog waarvan de bovenkant kromgebogen is. “Sorry Juul,” antwoordt het meisje. “Waarom sorry?” “Hij is van haar en ik wil haar niet beledigen.” Juul haalt haar schouders op. “Waarom is ie lelijk?” “Omdat ie helemaal verkleurd is en de bovenkant is kromgebogen.”

Nu is de vraag of de kinderen uit alle lelijke dingen die op tafel liggen de drie lelijkste kunnen uitzoeken. Worden ze het eens? Ja, de plu, de plastic roos en kinderachtige kralenketting met houten kralen zijn het lelijkst. “Kun je deze drie dingen met elkaar vergelijken?” “Ja, de plu en de roos zijn allebei kromgebogen” zegt een kind. ‘En de ketting dan…?” “De bloem en de ketting hebben allebei meer dan 1 kleur” probeert een ander. “Nee, zo kijk ik er niet naar” zegt een ander en vervolgt “Eigenlijk maakt het niet uit wat iets is maar gaat het erom hoe je ernaar kijkt.” “Ah,” zegt Laura. “Kan je daar een voorbeeld van geven?” “Nou, bijvoorbeeld zo’n leeg verfblik kan ik zien als een bloempot maar iemand anders ziet het misschien als afval.” Laura pakt een muts van tafel en stopt er een bananenschil in. “Een afvalzakje heb ik hier” zegt ze. En tegen een meisje dat een muts opheeft grapt ze “Jij hebt een zakje op je hoofd!”

Nu mogen de kinderen een blik pakken en daar vijf dingen instoppen waarvoor ze zelf een categorie mogen bedenken. Als ze dat gedaan hebben gaan ze raden wat de ander bedacht heeft als categorie bij de spullen. Meestal zitten ze in de buurt maar klopt het net niet helemaal. Iemand heeft de categorie ‘nutteloos’ bedacht. Dat roept discussie op want is er nou echt helemaal nutteloos? Ze besluiten dat die categorie daarom eigenlijk niet kan bestaan.

Vervolgens worden de kinderen voor een volgende uitdaging gesteld. Kunnen ze alle spullen in categorieën verdelen? Dat lukt wonderwel. Ze maken o.a. een categorie voor nepnatuur, alles dat met eten te maken heeft, letters en cijfers, dingen die je op of aan kan doen. Gedurende het proces komen ze erachter dat sommige spullen in meerdere categorieën kunnen. “Is dat erg?” “Nee,” zegt een meisje “want ik kan ook bij van alles horen: bij meisjes, bij 10-jarigen, bij mijn klas, bij mensen met blauwe ogen.” “Dus mensen kunnen ook in categorieën?” vraagt Laura. Ze pakt er een stapel foto’s bij van allerlei mensen. De kinderen aarzelen om ze in te gaan delen. Op geslacht is lastig, op huidskleur ook, uiteindelijk kiezen ze ervoor om ze in te delen in mensen van wie je de tanden ziet als ze lachen en mensen waarbij dat niet zo is. “Waarom is het soms toch nodig om mensen in te delen?” vraagt Laura. Een van de kinderen zegt dat dat soms gedaan wordt door mensen met macht om anderen de schuld ergens van te kunnen geven. Een meisje houdt het praktischer: “Ik vind het wel fijn dat ik niet met de jongens in de kleedkamer hoef bij gym.” “Kan het ook fijn zijn om bij een groep ingedeeld te zijn?” “Ja, bijvoorbeeld mijn vriendinnengroep.”

Dan wordt het tijd om te kijken wat er namens deze groep mee moet in de schatkist. Op de grond ligt aan de ene kant van de ruimte een papier met daarop ‘waardeloos’ en een heel eind verder één met ‘waardevol’. De kinderen moeten alle spulletjes in volgorde leggen. Bij waardevol liggen al snel een aantal voorwerpen. Als de kinderen moeten gaan kiezen wordt het lastig. Een plant, die symbool staat voor zuurstof die al het leven mogelijk maakt, of een cadeautje dat symbool staat voor liefde en vriendschap. Over dat laatste praten ze verder. Want waarom zou dat belangrijker zijn dan leven in het algemeen? “Liefde en vriendschap heb je echt nodig om te willen leven. En willen leven is wel belangrijker dan leven. Want als je niet wil leven…..dan is er geen leven.” Annelies formuleert daarop een nieuwe vraag “wat is belangrijker, leven of willen leven?” Dat is stof tot nadenken……..

Ze besluiten dat zowel het plantje als het cadeautje mee moeten in de schatkist.

 

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *